Er wordt algemeen aanvaard dat een GVBF kan worden opgericht door één enkele in aanmerking komende belegger. Dit conform artikel 288, § 4 van de wet van 19 april 2014.

Dit wordt bevestigd in het verslag aan de koning. Dit niet tegenstaande dat het juridische begrip "collectief beheer" in se betekent in dat er meerdere beleggers zijn. Het feit dat er slechts één enkele belegger is kan bijgevolg beschouwd worden als een wettelijke uitzondering.
AICB
Belangrijk om op te merken is dat de definitie van “alternatieve instelling voor collectieve belegging” voorzien door artikel 3, 2° AIFM-wet veronderstelt dat er meer dan één investeerder is. Een alternatieve instelling voor collectieve belegging wordt er immers omschreven als een instelling voor collectieve belegging die ofwel bij “een reeks beleggers” kapitaal ophaalt. Dat een GVBF met slechts één aandeelhouder toch van het statuut van GVBF kan genieten, volgt uit artikel 281, lid 2, a) AIFM-Wet.
AIFM-wetgeving
Het Verslag aan de Koning dat vergezeld gaat van het Koninklijk Besluit van 9 november 2016 verduidelijkt dat een vastgoedbeleggingsfonds (GVBF) met slechts één belegger niet wordt aangemerkt als een "alternatieve instelling voor collectieve belegging" zoals bedoeld in de AIFM-wet, zelfs niet wanneer het de status van GVBF aanneemt. Een dergelijke beleggingsinstelling, opgericht door een enkele investeerder en die de GVBF-status heeft gekozen conform artikel 281 van de wet van 19 april 2014, valt uitsluitend onder de regelgeving zoals vastgelegd in Boek II van Deel III van dezelfde wet en het KB van 9 november 2016. Ze is dus niet onderhevig aan de beheersgerelateerde voorschriften van Deel II van de AIFM-wet, hoeft geen door de AIFM erkende externe beheerder aan te wijzen, noch de beheersvoorschriften zelf te volgen, noch een bewaarder aan te stellen.
vastgoedbeleggingsfonds : Fiscaal regime
Desondanks komt een vastgoedbeleggingsfonds (GVBF) met één enkele belegger nog steeds in aanmerking voor het specifieke fiscale regime dat is voorbehouden voor GVBF's, zoals bepaald in artikel 185bis WIB92. en de (gedeeltelijke) vrijstelling van dividenduitkeringen volgens artikel 106, § 7 KB/WIB. Deze fiscale voordelen worden verleend op basis van erkenning als GVBF volgens de specifieke, niet-geharmoniseerde bepalingen van de AIFM-wet, ongeacht of de entiteit valt onder de geharmoniseerde bepalingen van de AIFM-wet (Deel II).