Meerwaardebelasting op crypto is een realiteit
- Aeacus Lawyers
- 21 jan
- 9 minuten om te lezen
Bijgewerkt op: 3 jul
Op 30 juni 2025 werd het finaal akkoord over de meerwaardebelasting bereikt. Verschillende politieke partijen hebben intussen al een tip van de sluier gelicht over de inhoud van de geplande regeling. Wat velen al vreesden, wordt bevestigd: er komt een belasting van 10% op meerwaarden op financiële activa, waaronder ook crypto-activa. In dit artikel geven we een overzicht van wat vandaag al bekend is, met de belangrijke kanttekening dat we nog wachten op de publicatie van de definitieve wetteksten. Zodra die beschikbaar zijn, zullen we dit artikel verder aanpassen en aanvullen.

Solidariteitsbijdrage van 10% op gerealiseerde meerwaarden
Het regeerakkoord stelde reeds: "Er komt een algemene solidariteitsbijdrage van 10% op de toekomstige gerealiseerde meerwaarde van financiële activa, incl. crypto-activa, opgebouwd vanaf het moment van de invoering van de bijdrage. Historische meerwaarden zijn dus vrijgesteld. "
Bovenstaande wordt opnieuw bevestigd in het finaal akkoord. Hierin wordt gesteld dat het begrip “financiële activa” ruim moet worden geïnterpreteerd en vier afzonderlijke categorieën omvat. Het gaat hierbij specifiek om financiële instrumenten, bepaalde verzekeringscontracten, cryptoactiva en valuta.
In de eerder gepubliceerde wetteksten werden cryptoactiva gedefinieerd als:
"c) cryptoactiva, meer bepaald enige digitale weergave van een waarde of een recht die elektronisch kan worden overgedragen en opgeslagen, met gebruikmaking van distributed-ledgertechnologie of vergelijkbare technologie;"
Het nieuwe regime zou worden ingevoerd als een lex specialis bovenop de bestaande regeling inzake diverse inkomsten. Dit betekent dat de huidige belasting van 33% op crypto die voortvloeien uit speculatieve verrichtingen of handelingen buiten het normale beheer van privévermogen onverkort van kracht blijft. In tegenstelling tot eerdere berichten is er dus géén afschaffing van deze 33%-heffing. Specifiek met betrekking tot crypto-activa heeft het finaal akkoord aangekondigd dat er bijkomende verduidelijkingen zullen volgen over wanneer cryptotransacties als speculatief worden beschouwd. Het blijft dus perfect mogelijk dat bepaalde crypto-meerwaarden, los van de nieuwe meerwaardebelasting, nog steeds onder het bestaande tarief van 33% vallen indien ze als speculatief worden gekwalificeerd.
Vrijstelling en minderwaarden
Er wordt voorzien in een jaarlijkse vrijstelling van 10.000 euro (te indexeren) op de belastbare meerwaarden. Bovendien kan jaarlijks tot 1.000 euro van deze vrijstelling worden opgespaard en overgedragen naar latere jaren, met een maximum van 15.000 euro aan gecumuleerde vrijstelling. Aangezien crypto-activa expliciet onder het toepassingsgebied van de nieuwe meerwaardebelasting vallen, mogen belastingplichtigen die hun crypto-activa op normale wijze beheren wellicht ook aanspraak maken op deze vrijstelling. Dit betekent dat ook meerwaarden op crypto, die niet als speculatief of abnormaal beheer worden gekwalificeerd, binnen deze vrijstellingsgrenzen zouden moeten vallen.
Verliezen op financiële activa binnen het toepassingsgebied van de meerwaardebelasting, waaronder ook cryptoactiva, kunnen enkel binnen hetzelfde belastingjaar en binnen dezelfde activacategorie worden verrekend met gerealiseerde meerwaarden. Voor crypto betekent dit concreet dat minderwaarden op cryptoactiva enkel aftrekbaar zijn van crypto-meerwaarden binnen hetzelfde jaar. Deze verrekening gebeurt bovendien niet via de roerende voorheffing, maar pas achteraf via de aangifte in de personenbelasting.
Crypto-activa conform de memorie van toelichting
In het verleden werd reeds een ontwerpversie van de memorie van toelichting gedeeld. Deze memorie van toelichting, die voor alle duidelijkheid werd opgesteld vóór het finaal akkoord over de meerwaardebelasting, ging uitvoerig in op de kwalificatie van cryptoactiva. De memorie bevestigde dat cryptoactiva onder de definitie van financiële activa vallen. Deze kwalificatie sluit aan bij de omschrijving in artikel 3, lid 1, punt 5), van Verordening (EU) 2023/1114 van het Europees Parlement en de Raad van 31 mei 2023 betreffende markten in cryptoactiva.
Die definitie werd nu overgenomen in de finale versie van de memorie van toelichting, samen met een verdere verduidelijking. Een cryptoactivum wordt daarbij gedefinieerd als een digitale representatie van een waarde of een recht die elektronisch kan worden overgedragen en opgeslagen, met gebruikmaking van distributed-ledger-technologie of vergelijkbare technologie. De invulling van deze technologie wordt verder gespecificeerd aan de hand van artikel 3, § 1, 1) tot en met 3), van dezelfde verordening. Het gaat om systemen waarin transacties worden geregistreerd in gedeelde en gesynchroniseerde informatieopslagplaatsen, verspreid over een netwerk van knooppunten, die functioneren op basis van een consensusmechanisme.
Nieuw is dat de memorie ook ingaat op de verschillende categorieën van cryptoactiva die onder deze definitie vallen. Vier groepen worden onderscheiden:
Elektronischgeldtokens (e-money tokens): cryptoactiva die een stabiele waarde trachten te behouden door te verwijzen naar de waarde van een officiële valuta zoals de euro of de dollar (de zogenaamde stable coins).
Activagerelateerde tokens: cryptoactiva die niet onder e-money vallen, maar hun waarde trachten te behouden door te verwijzen naar een ander recht of goed, zoals een mandje valuta of grondstoffen.
Gebruikstokens (utility tokens): cryptoactiva die uitsluitend bedoeld zijn om toegang te geven tot een goed of dienst van de uitgever.
Een restcategorie: alle overige cryptoactiva die niet binnen bovenstaande categorieën vallen (hier vallen de meeste cryptoactiva onder, zoals een BTC).
Daarenboven bevestigt de memorie dat ook tokens die buiten het toepassingsgebied van de MiCA-verordening vallen (zoals effectentokens of zogenaamde “security tokens”) wél onder het toepassingsgebied van de meerwaardebelasting kunnen vallen. Dergelijke tokens worden, indien ze aan hun houder gelijkaardige rechten verlenen als klassieke effecten (zoals aandelen of obligaties), geacht effecten te zijn in de zin van artikel 2 van de Wet van 2 augustus 2002. In dat geval kwalificeren zij ook als financiële activa waarop de nieuwe belastingregeling van toepassing is.
De memorie benadrukt dat bij de kwalificatie als financieel instrument de inhoud boven de vorm gaat: het cryptoactivum wordt beoordeeld op basis van zijn economische en juridische kenmerken, niet louter op basis van benaming of vormgeving.
FIFO
Wat bijzonder relevant is voor wie crypto-activa in portefeuille heeft: in het finaal akkoord is voorlopig niets concreet terug te vinden over de berekeningsmethode voor de aanschaffingswaarde bij meerdere gelijkaardige activa. In eerdere ontwerpteksten werd wel uitdrukkelijk het gewogen gemiddelde als voorkeursmethode naar voren geschoven. Dit zou impliceren dat FIFO- of LIFO-methodes (first-in-first-out of last-in-first-out) mogelijk uitgesloten worden, wat voor crypto-beleggers een aanzienlijk verschil kan maken in de uiteindelijke belastingdruk. Aangaande het gewogen gemiddelde stelt bovenstaande memorie van toelichting dat bij meerdere verwervingen van gelijkaardige financiële activa, het gewogen gemiddelde van de aankoopprijzen wordt gehanteerd voor de berekening van de meerwaarde. Volgens de memorie van toelichting verhoogt dit de voorspelbaarheid, vereenvoudigt het de fiscale verwerking en vermijdt het discussies met de fiscus.
Voorbeeld met BTC: Stel dat een belastingplichtige op drie tijdstippen BTC aankoopt:
0,1 BTC aangekocht voor 1.000 EUR (bij een koers van 10.000 EUR/BTC)
0,2 BTC aangekocht voor 10.000 EUR (bij een koers van 50.000 EUR/BTC)
0,7 BTC aangekocht voor 70.000 EUR (bij een koers van 100.000 EUR/BTC)
De totale kostprijs = 1.000 + 10.000 + 70.000 = 81.000 EUR. Er werd in totaal 1 BTC. De gewogen gemiddelde aankoopprijs is dus 81.000 EUR / 1 BTC = 81.000 EUR per BTC.
Bij verkoop van 0,25 BTC voor 30.000 EUR (bijvoorbeeld bij een koers van 120.000 EUR/BTC) bedraagt de meerwaarde aldus 9.750 EUR (30.000 EUR verminderd met 0,25 x 81.000).
Heel wat platforms zoals CoinTracking, Koinly en CryptoTaxCalculator ondersteunen deze methode. Dit is echter een gamechanger: tot nu toe werd in de praktijk vaak de LIFO-methode gebruikt als "gouden standaard" om de belastingdruk te optimaliseren. De invoering van het gewogen gemiddelde als verplichte methode betekent dus een belangrijke koerswijziging in de fiscale verwerking van crypto.
Echter is het afwachten wat er finaal wordt weerhouden.
Wat bijzonder relevant is voor wie crypto-activa in portefeuille heeft: in een eerdere versie van de ontwerpteksten werd nog het gewogen gemiddelde voorgesteld als voorkeursmethode voor het bepalen van de aanschaffingswaarde bij meerdere gelijkaardige activa. Die benadering zou impliceren dat alternatieve methodes zoals FIFO (first-in-first-out) of LIFO (last-in-first-out) mogelijk uitgesloten werden. Volgens de bijbehorende memorie van toelichting verhoogde het gewogen gemiddelde de voorspelbaarheid, vereenvoudigde het de fiscale verwerking en verminderde het de kans op discussie met de fiscus.
In de meest recente ontwerpteksten werd dit echter gewijzigd: de wetgever kiest nu expliciet voor de FIFO-methode. Concreet staat in het ontwerp: “Indien de belastingplichtige meerdere activa van dezelfde aard aanhoudt, wordt het eerst verkregen financieel actief geacht het eerst overgedragen financieel actief te zijn.” Deze wijziging betekent een belangrijke koerswijziging voor wie actief is in crypto, aangezien FIFO in de praktijk vaak resulteert in een hogere belastbare meerwaarde bij stijgende marktprijzen, in tegenstelling tot bijvoorbeeld LIFO, dat vaak werd toegepast om de belastingdruk te optimaliseren.
Voorbeeld met BTC onder de nieuwe FIFO-methode. Stel dat een belastingplichtige op drie tijdstippen BTC aankoopt:
0,1 BTC aangekocht voor 1.000 EUR (bij een koers van 10.000 EUR/BTC)
0,2 BTC aangekocht voor 10.000 EUR (bij een koers van 50.000 EUR/BTC)
0,7 BTC aangekocht voor 70.000 EUR (bij een koers van 100.000 EUR/BTC)
Vervolgens verkoopt hij 0,25 BTC voor 30.000 EUR (bij een koers van 120.000 EUR/BTC). Onder de FIFO-methode wordt verondersteld dat eerst de 0,1 BTC van 1.000 EUR werd verkocht, gevolgd door 0,15 BTC uit de tweede aankoop van 10.000 EUR. Bijgevolg was de aanschaffingswaarde 8.500 EUR (0,1 BTC met een aanschaffingswaarde van 1.000 EUR en 0,15 BTC met een aanschaffingswaarde van 7.500 EUR ofwel 0,15 x 50.000). De meerwaarde in casu zal aldus 21.500 EUR bedragen (30.000 EUR – 8.500 EUR)
Dit voorbeeld toont aan hoe het gebruik van FIFO in periodes van stijgende prijzen leidt tot een hogere meerwaarde en dus een hogere belastingdruk.
Voor de meeste beleggers is het haast ondoenbaar om de nodige berekeningen volledig en correct manueel uit te voeren. Software zoals Koinly, CoinTracking of CryptoTaxCalculator zal dan ook in veel gevallen onmisbaar zijn om tot een juiste en verantwoorde aangifte te komen.
Heeft u vragen over het gebruik van deze tools, of wenst u advies over welk programma het best past bij uw situatie, dan kan u steeds vrijblijvend contact met ons opnemen.
Wat met minderwaarden of verliezen?
Het wetsontwerp voorzag reeds in een beperkte mogelijkheid tot aftrek van minderwaarden, maar onder strikte voorwaarden. Dit lijkt bevestigd te worden in het finaal akkoord. In tegenstelling tot wat bij andere vermogensbestanddelen soms mogelijk is, kunnen kosten of belastingen bij de verkoop van financiële activa niet in mindering worden gebracht op de verkoopprijs voor de berekening van de belastbare meerwaarde. Enkel reëel gerealiseerde verliezen (minderwaarden) komen in aanmerking voor aftrek.
Deze minderwaarden kunnen uitsluitend binnen hetzelfde belastbare tijdperk worden afgetrokken van gerealiseerde meerwaarden, en dit enkel binnen dezelfde categorie van financiële activa. Zo kunnen bijvoorbeeld verliezen op cryptoactiva (art. 90, §1, 9°, c) WIB 92) enkel worden verrekend met winsten op andere cryptoactiva, en niet met winsten op aandelen of verzekeringsproducten.
Bovendien moet de belastingplichtige het bestaan en het bedrag van de minderwaarde aantonen, wat een duidelijke administratie vereist. Overdracht van verliezen naar latere jaren is niet mogelijk, wat betekent dat verliezen enkel fiscaal bruikbaar zijn als er in datzelfde jaar voldoende winsten gerealiseerd werden binnen dezelfde categorie.
Hoewel dit een stap is richting een evenwichtiger regeling, blijven de mogelijkheden tot verliescompensatie dus beperkt in tijd en reikwijdte, wat fiscale optimalisatie bemoeilijkt.
Inwerkingtreding
De nieuwe meerwaardebelasting treedt in werking op 1 januari 2026. Meerwaarden opgebouwd vóór die datum blijven volledig vrijgesteld. Voor bestaande financiële activa geldt de waarde op 31 december 2025 als fiscale aanschaffingsprijs, tenzij de belastingplichtige uiterlijk tegen 31 december 2030 kan bewijzen dat de werkelijke aanschaffingswaarde hoger ligt. De precieze regels voor de waardebepaling zullen nog verder worden vastgelegd in de wet.
Mining en andere crypto-inkomsten: status quo?
Wat betreft andere inkomsten uit crypto, zoals mining, harvesting, liquidity pools en yield farming, wordt in de ontwerpteksten voorlopig geen uitsluitsel gegeven. Er wordt niets vermeld over eventuele wijzigingen in de fiscale behandeling van deze activiteiten, wat doet vermoeden dat de huidige regels ongewijzigd blijven. Dit betekent dat beleggers en gebruikers voorlopig blijven opereren binnen de bestaande fiscale kaders, die vaak al aanzienlijke onzekerheden met zich meebrengen.
Conclusie
Hoewel het hier nog steeds om ontwerpteksten en een akkoord gaat, wijst het huidig akkoord duidelijk op een fundamentele koerswijziging in de fiscale behandeling van meerwaarden op financiële activa, waaronder crypto.
Tegelijk wordt met het gewogen gemiddelde een uniforme berekeningsmethode ingevoerd, worden beperkte verliesverrekeningen mogelijk gemaakt, en blijft de antimisbruikbepaling onverkort gelden. Voor inkomsten uit mining, staking of DeFi blijft de juridische onduidelijkheid evenwel bestaan, aangezien hierover in het ontwerp geen expliciete regeling wordt getroffen.
In tegenstelling tot eerdere verwachtingen bevestigt het finaal akkoord dat de bestaande belasting van 33% op speculatieve meerwaarden volledig behouden blijft. Dit geldt ook voor speculatieve winsten op cryptoactiva. Het verschil tussen normaal beheer van privévermogen (onderworpen aan de nieuwe 10% meerwaardebelasting) en speculatieve handel (onderworpen aan 33%) blijft dus cruciaal.
In de praktijk vergt die beoordeling vaak een diepgaande analyse van de volledige portefeuille, het handelsgedrag, de frequentie van transacties en andere persoonlijke omstandigheden van de belegger.
Belangrijk hierbij is dat belastingplichtigen, die voortaan al hun meerwaarden op financiële activa verplicht moeten aangeven, automatisch ook hun volledige cryptotransacties aan de fiscus zullen blootleggen. Dat creëert een directe zichtbaarheid voor de fiscus, wat de kans op gerichte controles aanzienlijk vergroot.
Zeker in het licht van de aangekondigde datamining en de verhoogde focus van de fiscus op crypto-inkomsten, is het duidelijk dat de jacht op cryptowinsten definitief geopend wordt. Meer over deze heksenjacht leest u in dit artikel.
Het wetsontwerp vormt dus een poging tot vereenvoudiging en rationalisering, maar roept tegelijk nieuwe vragen op die vermoedelijk pas via uitvoeringsmaatregelen of administratieve richtlijnen verder verduidelijkt zullen worden.
Bovenstaand artikel ging in detail in op de gevolgen voor de cryptobelegger. Indien u meer algemene informatie wenst over de meerwaardebelasting dan kan u meer lezen in dit algemeen artikel.
Had u graag even van gedachten gewisseld over uw cryptoportefeuille en de invoering van deze nieuwe meerwaardebelasting? Neem dan contact op met Aeacus Lawyers voor een vrijblijvend en vertrouwelijk advies.
Indien u nog andere vragen hebt over crypto bekijk dan zeker onze Frequently Asked Questions (FAQ)
Christophe Romero Senne Verholle
Comments